Hi Klokkenluider,
Door de onterecht te lage rekenrente kunnen onze pensioenen niet verhoogd worden. Pensioenfondsen zijn enorm rijk maar moeten zich arm rekenen. Dit lijkt een vooropgezet plan om de Wet toekomst pensioenen (casinopensioen) er doorheen te drukken. Wat is jullie visie hierop?
Dit is een veelgestelde vraag aan Pensioenklokkenluider.nl
Dit is een vraag die vaak wordt gesteld. Veel mensen zijn hier boos over en dit begrijpen we. Veel pensioenen worden immers uitgehold door inflatie.
Maar is de boosheid terecht en is dit een vooropgezet plan om de Wet toekomstpensioenen door te drukken.
Allereerst antwoord waarom de rekenrente zo laag is en of pensioenfondsen zo rijk zijn.
Aan de ene kant van de balans van een pensioenfonds staan de bezittingen. Hierop wordt al jaren gemiddeld een goed rendement behaald. De bezittingen zijn heel groot, maar de aanvullende vraag is of het ook voldoende is. Daarom moet je ook kijken naar de andere kant van de balans, de verplichtingen. De verplichtingen van een pensioenfonds zijn de toekomstige uitkeringen. Deze toekomstige uitkeringen worden teruggerekend naar nu en leveren de dekkingsgraad op. Zij hoeven pas over vele jaren uitgekeerd te worden, maar dit moet wel een keer gebeuren. De toekomstige verplichtingen worden contant gemaakt met de risicovrije rente. Dit betekend dat er dus van wordt uitgegaan dat er niet meer dan de risicovrije rente aan rendement wordt behaald in de toekomst. Dit is al beter dan dat er alleen van de huidige bezittingen wordt uitgegaan, maar waarom die risicovrije rente, is dit niet te voorzichtig? De wetgever is van mening dat pensioenfondsen hun verplichtingen, de gemaakte pensioenafspraken, moeten nakomen (wat je hebt uitgekeerd, kun je niet meer terughalen), ook die over lange tijd (pensioen gaat over 60/70 jaar) en het is maar de vraag hoeveel rendement in de toekomst behaald gaat worden. Dit weten we niet, dus is hier een aanname voor gedaan. Een zo zeker mogelijke aanname (“je haalt in de toekomst in ieder geval de risicovrije rente wel als rendement”). Ook is er bij dit uitgangspunt rekening gehouden dat als een pensioenfonds stopt (er zijn de afgelopen jaren erg veel pensioenfondsen gestopt) zij dan de pensioenen kunnen overdragen aan een andere pensioenuitvoerder. Deze zal de gemaakte afspraken niet overnemen als zij de verplichtingen (verwacht hoge rendementen in de toekomst) niet kan nakomen.
Dus op zich kan de redenatie goed gevolgd worden. Al vinden ook wij het wel erg voorzichtig.
Maar wat nou als we wel een hogere rekenrente hadden gehanteerd en de indexaties wel hadden betaald. Wat dan?
De afgelopen 20 jaar zou dan meer dan 50% aan indexaties betaald moeten zijn als de CPI (de Consumenten Prijs Index) gevolgd zou zijn. Bij de huidige 3% risicovrije rente (was een jaar geleden onder de 0%) zijn de dekkingsgraden rond de 130%, prima zou je zeggen. Er zit nu dus voldoende geld in de pot om te kunnen indexeren. Geen volledige indexatie, hiervoor is een dekkingsgraad van 140 benodigd. Maar 1% indexatie kost een pensioenfonds ongeveer 1 punt dekkingsgraad. Als we de afgelopen jaren zouden hebben geïndexeerd stonden we er nu heel anders voor.
De dekkingsgraden zouden rond de 80 liggen, terwijl de vereiste minimale dekkingsgraad 105 bedraagt. 25% tekort dus.
Dit had betekend dat de pensioenen al lang gekort zouden zijn, de premies fors verhoogd hadden moeten worden, de beleggingen fors aangepast hadden moeten zijn, waardoor de rendementen naar verwachting veel lager zouden zijn geweest.
We zouden er dus niet zo heel goed voorstaan als we een hogere rekenrente hadden gehad en het schip zou door de kade al lang gekeerd zijn. Ondanks dat pensioenfondsen al jarenlang goede rendementen behalen is de rentefactor van groot belang om ervan uit te kunnen gaan of er voldoende gespaard is om de pensioenen uit te kunnen keren.
De Wet toekomstpensioenen gaat er vanuit dat pensioenen eerder kunnen stijgen of dalen. Er wordt dus minder gestuurd op zekere uitkeringen. Dit heeft voordelen en nadelen. In het stukje over “het casinopensioen” kom ik hierop terug.
Gerard van der Toolen